Uitgeverij Polis geeft deze zomer drie vergeten romans van Willem Elsschot opnieuw uit: 'Pensioen', 'Het tankschip' en, de sterkste: 'De verlossing'
Willem Elsschot, de grootste Vlaamse schrijver in het Nederlandse taalgebied, had een sterke voorkeur voor het beschrijven van oplichters en leugenaars. Elsschot, in het dagelijks leven zakenman Alfons de Ridder, wist er nu eenmaal alles van: de mens wil bedrogen worden. Het bekendste voorbeeld is wel zijn roman 'Lijmen/Het been' waarin een onnozele weduwe honderdduizenden exemplaren van het voze Algemeen Wereldtijdschrift in de maag wordt gesplitst. Maar eigenlijk komt er in elk van zijn romans en verhalen wel een type oplichter voor. Neem de drie zojuist heruitgeven werken, de romans 'De verlossing' en 'Pensioen' en de novelle 'Het tankschip'. Niet bepaald zijn bekendste werk, zelf had ik alleen 'Pensioen' al gelezen, maar karakteristiek voor de hele Elsschot.
'Pensioen', voor het eerst verschenen in 1937, biedt nog de meest onschuldige variant. De in den vreemde overleden Willem Verstappen heeft zijn kind bij Bertha erkend maar niettemin pikt zijn moeder (een van Elsschots weergaloze vrouwenportretten) jarenlang het voor de kleine Alfredje en zijn moeder bestemde pensioen in. In het slothoofdstuk laat de schrijver nog eens alle bij de malversatie betrokken personages passeren en wenst ze het beste en een opgewekt bestaan want (aldus de vrijdenker en atheïst Elsschot) "zoals Prediker gezegd heeft, jongen, er is voor alles een tijd".
Ook voor oplichten en profiteren kennelijk, zoals in het onaffe 'Het tankschip' uit 1941 wordt verhaald. Dit keer is het een dubieus echtpaar dat in de Tweede Wereldoorlog probeert schatrijk te worden door een onder duistere omstandigheden verworven tankschip in de haven van Marseille te verkopen zonder belasting te betalen. Het tijdsgewricht is een uitkomst voor hen: "Oorlog is een zegening. En het kapitalisme heeft toch zijn goede kant, is 't waar of niet?" Over de goedheid van de mens maakte Elsschot zich weinig illusies.
Maar het sterkst komt Elsschots preoccupatie met de bedrieglijke en bedrogen mens tot uiting in zijn vergeten roman 'De verlossing'. Elsschot, de Antwerpenaar, was een echte citydweller, al zijn romans spelen zich in de stad af, behalve 'De verlossing', uit 1915, een vroeg werk van ver voordat de schrijver in Nederland bekend werd.
Het gaat om de strijd tussen vrijdenker Pol Van Domburg en pastoor Kips, twee stijfkoppen op het Vlaamse platteland. Je zou zeggen dat de antiklerikale schrijver op de hand van de vrijdenker zou zijn maar zo eenvoudig ligt het toch niet. Pol is weliswaar een belezen en overtuigd socialist maar ook een ontoegankelijke brombeer die zijn vrouw met de regelmaat van de klok in elkaar slaat. Ik krijg ook niet de indruk dat hij de sympathie van de schrijver heeft als hij de pastoor vanaf zijn eigen doodsbed nogal lafhartig doodschiet: "Zij lagen nu, in 't zicht van de dood, als ware christenen tegen elkander óp te kermen." Pastoor Kips zelf deugt ook niet, je proeft eigenlijk geen enkele vroomheid bij hem, bovendien stroopt hij dat het een lust is. Met zijn ene oog doet hij ook meer aan de duivel dan aan een godsgezant denken. Kips heeft 'niets van een geestelijke', Pol zou 'een pracht van een kardinaal' zijn geweest.
Elsschot schreef veel over zakelijk bedrog maar hier gaat het dan toch over een ander soort oplichterij. Bijvoorbeeld als de zieke Pol zijn heil zoekt bij oude medische boeken vol kwakzalverij, of meer nog wanneer zijn dochter Anna door de abdis van het klooster wordt bewerkt om een mooie grote kamer in het klooster te huren. Niet mis is ook de slotscène waarin de vrome Anna haar achterneefje Willem, kind van vrijdenkers, zonder toestemming van de ouders laat dopen en het kind voorspiegelt dat de doop een soort sinterklaasfeest is, en dat hem lekkernijen staan te wachten. Het christendom als bedrieglijk zoethoudertje.
Willem Elsschot wordt vaak een cynische schrijver genoemd en inderdaad valt er weinig verheffends van zijn personages te verwachten, toch proef je ook diep weggestoken een vorm van mededogen met al die morele en maatschappelijke losers. Nergens breekt Elsschot de staf over hen.
Het verbaast niet dat schrijvers als Du Perron, Ter Braak en Vestdijk wegliepen met de illusieloze Vlaamse schrijver, hij was de volmaakte tegenstem van de romantische megalomanie die tot dan toe de literatuur had beheerst. Ook kende hij geen pudeur, zijn optreden moet als een soort loutering in een stijve, preutse wereld hebben gegolden; in 'Villa des Roses' met de beschrijving van een abortus en een zelfmoord, in 'De verlossing' met een masturbatiescène - het boek stond tot diep in de jaren vijftig op de katholieke index.
Samen met zijn Noord-Nederlandse collega Bordewijk wordt Elsschot vaak tot de Nieuwe Zakelijkheid gerekend, met Mondriaan en De Stijl als schilderkunstige representanten, liefhebbers van de rechte lijn en de primaire kleuren. Ook in de literatuur hebben ze de boel opgeschud met hun verzet tegen de mooie praatjes van vroeger. En nog steeds leest Elsschots werk als een pure verademing.
"Ditmaal echter kwam zij opzetten met een doodzonde, want een paar dagen tevoren, 's avonds voor zij in bed stapte, had zij, bij 't denken aan die jongen, haar hemd opgelicht en met bonzend hart haar eigen naaktheid aangekeken. Zij had toen haar hand niet kunnen bedwingen. Zo had zij daar gestaan, geheel van streek en hulpeloos verloren, tot een gestommel op de zolder haar tot bezinning had gebracht. Het was een bende ratten, die bezig waren Pol zijn koren weg te dragen. Er was een schok door haar lichaam gevaren, van onder tot boven, en hijgend als een afgejakkerd paard had zij staan luisteren. Doch toen zij begrepen had dat het die beesten waren, was zij zichzelf weer geheel meester geworden en biddend in slaap gevallen."
Uit: De verlossing.
Verberg tekst