Begin 1928 noteerde Virginia Woolf in haar dagboek dat 'de eerste roman altijd geneigd is om onbezonnen te zijn, omdat de auteur zijn talenten tentoonspreidt zonder te weten hoe hij ze zo voordelig mogelijk moet etaleren'. Dat was dertien jaar na publicatie van De uitreis. Ze had intussen gevierde titels zoals Mevrouw Dalloway (1925) en Naar de vuurtoren (1927) afgeleverd en legde de laatste hand aan het meesterlijke Orlando.
Was Woolf te streng voor zichzelf? De uitreis is allesbehalve een debuut vol kinderziektes. Integendeel. Het leest toegankelijk, voelt Woolfiaans aan. De taalvirtuoos zat al in de knop, klaar voor bloei. Haar allesziende haviksoog observeerde wat ze vervolgens trefzeker beschreef: de gedachten van mensen die zich al dan niet bewust van hun zintuigelijke omgeving laten meevoeren op de hoogtes en de laagtes van het leven.
Net als in haar laatste boek Tussen de bedrijven (1941), dat ze onvoltooid achterliet toen ze op 59-jarige leeftijd met stenen in haar jaszak de Ouse instapte, ruist de tijdsgeest door de innerlijke en uitgesproken dialogen. Maar waar in Tussen de bedrijven de oorlogsdreiging boven de pagina's hing, zijn we in de eerste roman getuige van de ontwikkeling van een jonge vrouw op een ander kantelpunt in de geschiedenis: het einde van het Victoriaanse tijdperk en de opkomst van het modernisme.
Nochtans doet de verhaallijn erg Jane Austen-achtig aan. De uitreis is een coming-of-ageverhaal van de 24-jarige moederloze Rachel Vinrace die met het vrachtschip van haar vader van Londen naar een onbestaande plek in Zuid-Amerika reist. Ze wordt hierbij vergezeld door haar oom en tante, Helen and Ridley Ambrose. Als het schip aanmeert in Lissabon, komt er nog een koppel aan boord: Richard en Clarissa Dalloway (die later dus een eigen roman krijgt). Een deel van de passagiers zal overwinteren in het tropische Santa Marina, Rachel moet met haar vader verder de Amazone op om handelswaren te leveren. Maar tijdens de zeereis gebeurt een en ander. Niet alleen voeren de volwassenen gesprekken over zaken waar de overbeschermde Rachel niets van afweet, ze wordt ook gekust door Richard Dalloway. Rachel, wereldvreemd en oningewijd, houdt er nachtmerries aan over.
Omdat haar tante Helen het stilaan nodig vindt dat het meisje wordt opgeleid en geïnitieerd, overtuigt ze vader Vinrace om zijn dochter bij hen in de vakantievilla te laten. Daar ontmoet de jonge vrouw de Britse schrijver Terence Hewet. De twee worden verliefd, en tijdens een kleine expeditie in de brousse beslissen ze om te trouwen. Eens terug in het vakantieverblijf, blijkt Rachel besmet met een exotisch virus. Uiteindelijk zal ze bezwijken aan een tropische koorts.
Verschillende versies
Hoewel het boek verscheen in 1915, ze was toen 33, vermoedt men dat de jonge Virginia er tien jaar eerder al op broedde. Volgens haar neef en biograaf Quentin Bell verlangde ze er al naar een roman te schrijven na de dood van haar vader. Sir Leslie Stephen, redacteur en literair criticus, overleed in februari 1904, en zijn dochter zocht verwoed naar een project dat haar kon afleiden van haar door verdriet getormenteerde geest. Maar in mei van datzelfde jaar stortte ze in. Ze hoorde stemmen die haar vertelden dat ze ziek werd van eten, en hongerde zichzelf daarom uit. Ook probeerde ze uit het raam te springen, maar daar hield ze alleen wat blauwe plekken aan over.
Hoe dan ook was het niet haar eerste depressie: ook na het overlijden van haar moeder in 1895 was Virginia al eens in een donkere periode beland.
Langzaam herstelde ze en begon ze literaire recensies te schrijven voor publicaties als The Times Literary Supplement en The Guardian. In de herfst van 1904 verhuisde ze met haar zus Vanessa en haar broers Thoby en Adrian naar het huis in Bloomsbury, waar ze hun befaamde donderdagavondgesprekken organiseerden. Tegen 1908 was ze volop bezig met de roman, die toen nog Melymbrosia heette, en veel van de gesprekken die de Bloomsbury-groep voerde, belandden uiteindelijk in de dialogen van De uitreis.
Als ze ertoe in staat was, was ze met haar boek bezig, dat ze blééf overschrijven en herwerken. Lite-ratuurprofessor Louise DeSalvo vond in haar opzoekwerk naar het ontstaan van De uitreis zes voorgaande versies. Ze is er zeker van dat er daarnaast nog heel wat manuscripten in de haard zijn geëindigd. Dat er veel verschillende vroegere versies bestaan, wijst erop dat ze worstelde om haar eigen stem te vinden. Tegelijk is het niet verwonderlijk, aldus DeSalvo, dat een werk mee evolueert met de maakster en omgekeerd, dat haar persoonlijke ervaringen hun weg vonden op het papier.
Zo is er het onfortuinlijke overlijden van haar broer Thoby die in 1906 op een reis naar Griekenland tyfus opliep. Hij was het vierde nabije familielid dat het leven liet, wat niet alleen een mogelijke bron van inspiratie was voor het sterven van Rachel, maar ook een verklaring voor de psychische crisissen die elkaar bleven opvolgen. In die zin geeft De uitreis veel prijs, en misschien bedoelde Woolf precies dat met haar zelfkritiek.
Ook al gooide ze, naar verluidt op aanraden van mensen uit de uitgeverswereld, heel wat politiek getinte passages weg, dat kon niet verhinderen dat de geëngageerde Woolf haar afkeer van die vermaledijde Victoriaanse mores injecteerde in bepaalde personages, en dat haar ideeën over vrouwenstemrecht en het huwelijk zich manifesteerden in de plot. Het lot van gehuwde vrouwen uit die tijd kon haar niet bekoren omdat van hen werd verwacht zich met het huishouden en de kinderen bezig te houden. Trouwen leek haar een gruwel. Ironisch genoeg gaf zij in 1911 zelf toe aan de aanzoeken van de bevriende schrijver Leonard Woolf, maar allicht wist ze op het moment van haar ja-woord al dat deze man geen traditionele verwachtingen koesterde. In ieder geval keerde het paar terug van huwelijksreis met elk een boek in vergevorderde staat.
Nieuwe identiteit
De huwelijkse staat beschermde haar evenwel niet tegen zenuwziektes. Ook nadat de laatste revisie achter de rug was, duurde het nog twee jaar voor het boek gepubliceerd raakte, omdat ze intussen opnieuw onwel was geworden, en verschillende zelfmoordpogingen had ondernomen. De uitreis was dus een zware bevalling, maar hoe kon het ook anders? Om haar doel te bereiken moest Woolf een oude beklemmende huid afschudden, en tegelijk een nieuwe aanmaken. Het is niet eens ver gezocht om het verhaal te lezen als een enkele reis die symbool staat voor de omwentelingen die zowel Woolf als haar tijdsgewricht doormaakten. Of om te begrijpen waarom Rachel moest sterven.
Alles moest anders. De manier van vertellen, die ze vond in de stream of consciousness die haar handelsmerk zou worden. De ouderwetse bekrompen attitudes van de 19de eeuw - in beeld gebracht door de troosteloosheid van het vuile Londen - die moesten wijken voor het vrije gedachtengoed van de artistieke klasse uit het 20ste eeuwse interbellum, een exotische nieuwe wereld. Het idee van het jonge ingénue dat eens ingewijd nooit meer naïef en onschuldig zal kunnen zijn. Ook de romantische idealen van Jane Austen moesten dus dood.
Een van de mooiste hoofdstukken is misschien wel hoe de wereld verder draait na Rachels dood. Een pagina daarvoor had haar geliefde nog bedacht dat doodgaan niets is behalve stoppen met ademen, volmaakt geluk zelfs. Voor de overledene dan, want op het moment dat Terence Hewet beseft dat hij zijn Rachel nooit meer zal zien, wordt ook hij overspoeld door wanhoop. Desondanks daalt er een soort van vredigheid neer op de pagina's, of beter, gaat het leven zijn gewone gang. De zon komt op, vogels ontwaken, mensen gaan ontbijten. Alsof ze al uitzoomend wil zeggen: het leven maalt niet om ons, de natuur is onverschillig.
In die zin zou het zonde zijn om Virginia Woolf één op één te identificeren met haar feministische gedachtegoed: ze was zoveel meer dan dat. Haar literaire erfgoed, de moderne ideeën over literatuur zijn minstens zo belangrijk, net als haar affiniteit met diepmenselijke gevoelens als wanhoop en verlies, haar monkelende kijk op kleinmenselijk gedrag en haar soms onthutsende wereldbeeld.
Athenaeum, 480 p., 24,99 euro. Vertaald door Barbara De Lange.
Verberg tekst