FICTIE. Numero zero is thriller, historische roman, liefdesgeschiedenis, groteske en een ontdekkingsreis door onbekend Milaan ineen. Heel vermakelijk, maar ook iets te veel voor dit scharminkeltje onder de Eco's.
Umberto Eco, 83 jaar, moet zich hebben ingehouden. Al zijn romans zijn flink uit de kluiten gewassen, maar zijn zevende, Numero zero, mag een scharminkel worden genoemd met die iets meer dan 200 pagina's. En luchtig gezet zijn ze ook nog.
We schrijven 1992 - een rampjaar voor Italie?. In februari werd, onder aanvoering van onderzoeksrechter Antonio Di Pietro, een begin gemaakt met de operatie Mani Pulite ('schone handen'). Wie daaruit hoop mocht hebben geput voor de toekomst van het door corruptie en georganiseerde misdaad getergde land, werd op 23 mei uit de droom geholpen toen maffiabestrijder Giovanni Falcone samen met zijn vrouw en drie lijfwachten stierven door een bomaanslag op de auto waarin ze zaten.
Die afrekening kreeg op 19 juli een hels vervolg toen het de beurt was aan Falcone's collega Paolo Borsellino: hij en vijf lijfwachten kwamen om door een autobom. Na de jaren zeventig, de 'jaren van lood', toen het politieke activisme in Italie? tot honderden doden had geleid, was het land opnieuw in de greep van de angst.
Het Duce-complot
In dat klimaat van dreiging en paranoia wordt de journalist Colonna benaderd voor een merkwaardige opdracht. Ooit beschouwde Colonna zichzelf als een talent, maar hij studeerde nooit af en werd van lieverlee een fletse letterknecht: vertalingen uit het Duits, stukjes in een paar provinciale kranten, ghostwriter en slush-pile-lezer. Inmiddels koestert Colonna de droom die alle losers koesteren: een boek schrijven dat hem roem zal brengen.
De klus die hem in de schoot valt, betreft een nieuw op te zetten dagblad, Domani ('Morgen'). De man erachter is een vermogend tijdschriftenuitgever, commendatore Vimercate, die ook een paar lokale televisiestations bezit. Vimercate's stroman, Simei, moet een boek over het project schrijven, of liever gezegd, diens naam zal op het omslag prijken. Colonna wordt geacht om, tegen een vorstelijk honorarium, de tekst te concipie?ren. Bovendien zal hij als primus inter pares leiding geven aan de kleine Domani-redactie.
Doel van het dagblad: il commendatore toegang verschaffen tot de hoogste kringen van de financie?le wereld en de pers. Kortom, een krant die even kwalijk ruikt als de vis die er nooit in verpakt zal worden; numero zero, het nulnummer, zal nooit verschijnen.
Het project wordt opgestart en de redactie, bestaande uit journalistieke kneusjes (hun achternamen leende Eco van letterfonts), gaat aan de slag.
Op een dag vertrouwt Colonna's collega Braggadocio hem toe dat hij een groot verhaal op het spoor is. Hoofdpersoon: niemand minder dan Benito Mussolini. De Duce is niet, vermoedt Braggadocio, op 27 april 1945 bij het plaatsje Dongo aan het Comomeer opgepakt toen hij naar Zwitserland trachtte te ontkomen en de volgende dag samen met zijn mai^tresse Clara Petacci gefusilleerd. Volgens Braggadocio zou het indertijd om een dubbelganger zijn gegaan: de echte Mussolini werd met behulp van de kerk en politieke medestanders in het Vaticaan ondergebracht of zou domicilie hebben gekregen in Argentinie?. Daar, in hartje Rome, zou Mussolini vele jaren stand-by hebben gestaan om via een staatsgreep weer aan de macht te worden geholpen.
Colonna hoort even sceptisch als gefascineerd de complottheorie aan, die Eco alle gelegenheid biedt om uit de beerput van de naoorlogse Italiaanse geschiedenis te scheppen: het stay-behind-netwerk Gladio, de vrijmetselaarsloge P2, de mysterieuze dood van bankier Roberto Calvi, het schandaal rond de Vaticaanse bank, enzovoort. Als Braggadocio op een dag dood op straat wordt gevonden met een mes in zijn rug, valt het doek voor Domani.
Genadeloze blik
Numero zero is een heleboel tegelijk: thriller, historische roman, groteske, liefdesgeschiedenis en kleine ontdekkingsreis door onbekend Milaan, waar de plot zich afspeelt. Maar de roman is vooral een genadeloze kijk op de Italiaanse kranten, waarvan de kolommen worden gevuld door lieden die uitblinken in domheid, gemakzucht en gebrek aan historische kennis.
Dat is te veel voor die 200 pagina's.
Colonna's liefdesaffaire met zijn twintig jaar jongere Domani-collega Maia Fresia is bepaald zouteloos, al past dat bij een loser, en Braggadocio's Mussolini-verhaal neemt te veel pagina's in beslag.
Bovendien wil de plot maar niet spannend worden, ook niet door Braggadocio's dood, die in het luchtledige blijft hangen.
Het beste is Eco op dreef in zijn beschrijvingen van historische locaties in de Milanese binnenstad, e?n daar waar zijn landgenoten en de Italiaanse pers het moeten ontgelden: Italianen zijn alleen maar bezig met belastingontduiking, terwijl degenen die het land regeren, doen wat ze willen en de meeste kranten het papier waarop ze worden gedrukt niet waard zijn.
Eco's vertelplezier en het project-Domani zijn vermakelijk, maar Numero zero is wel van een minder kaliber dan zijn zwaarlijviger romans.
Umberto Eco, Numero zero, Bompiani, 218 p., 17 euro. De Nederlandse vertaling verschijnt op 4 maart bij Prometheus.
EDWIN KRIJGSMAN ■
Verberg tekst