Tom Lanoye
Mamma Medea
Prometheus, Amsterdam, 123 p., 504 frank.
Euripides,
Verzameld werk I Vertaald door Gerard Koolschijn
Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam, circa 368 p., circa 1.813 frank. Verschijnt omstreeks 23 november.
Lente van 431 voor Christus - De ruim vijftigjarige toneelschrijver Euripides staat op de shortlist van het jaarlijkse Atheense theaterfestival. Een van zijn drie tragedies die daar in première gaan, is Medea. In het stuk vermoordt de titelheldin, vermoedelijk voor het eerst in de toen al lange geschiedenis van de Griekse mythologie, de twee zonen die ze met haar nagenoeg-ex Jason heeft. De kindermoord door moeder Medea is dus Euripides' vondst. Gevolg: geen waanzin, geen gewetenswroeging, geen zelfmoord, geen goddelijke of andere straf, zoals dat andere Bekende Grieken in vergelijkbare situaties van moord en doodslag overkomt. Au contraire: de triomferende Medea ontsnapt aan het eind ergens in den hoge, in een veilige zonnewagen, een vliegtuig dat voor goden was voorbehouden. De meelijwekkende Jason kan de lijkjes van zijn kinderen zelfs niet meer aanraken. Tableau!
Luc Van der Stockt, professor Griekse literatuur in Leuven: "Dat moet schokkend geweest zijn voor de gemiddelde volwassen Atheense man, vermoedelijk het overgrote deel van het publiek dat daar in het theater zat. Euripides is er dan ook voor 'gestraft'. Ze hebben hem als derde gerangschikt. Op drie deelnemers. Dat zegt iets over de ontvangst. De jury bestond tenslotte uit burgers."
Medea's gedrag vertoont trekken van een homerische, goedmannelijke held: je straft je vijanden hard, je neemt wraak, je zorgt ervoor dat je zelf niet de eerloze risee bent. Die heroïsche moraal op zijn Achilles en Ajax mag best wat mensenlevens kosten.
Van der Stockt: "Dat kan de schok mee verklaren: Euripides zet hier een vrouw neer die eigenlijk als een man tekeergaat, een typisch tragisch procédé: je maakte van een vrouw een heldin door er een man van te maken. Je moet daarbij bedenken dat de maatschappelijke positie van de vrouw in Athene verre van benijdenswaardig was: een vrouw liep buitenshuis gesluierd rond, áls ze al buitenkwam. En als er thuis vrienden van meneer kwamen, verdween ze naar het achterhuis. Enzovoort. Ik denk dat een courante mannelijke reactie op dit stuk ongeveer deze geweest zal zijn: 'Die Medea heeft een punt, en misschien schuilt er in iedere vrouw een Medea.' En als er al vrouwen van het stuk zullen hebben gehoord, zal het iets geweest zijn van ongeloof: 'Geen enkele vrouw kan toch zover gaan als Medea.' Algemeen onbehagen dus, wat je in de reacties op de stukken van Euripides wel vaker aantreft. Dat cassante was ook wel zijn bedoeling. Misschien is ook dat een boodschap van Euripides: probeer dit nu niet allemaal te verstaan. Bedenk dat er oncontroleerbare krachten werkzaam zijn die je niet kunt vatten. Houd op met vragen stellen à la 'is dit rechtvaardig?' Dit overstijgt het menselijke begripsniveau. Letterlijk, op het eind. Bij Aeschylus herstellen de goden aan het slot nog de orde. En ook Sophocles biedt troost, bijvoorbeeld met zijn tweede tragedie over Oedipus. In Euripides' Medea wordt er geen enkele orde hersteld. De goden staan dus eigenlijk garant voor de chaos die is geschapen. Er is geen morele catharsis. Euripides' psychologie is genadeloos, hij legt de vinger op de wonde. En er is geen oplossing, geen goddelijke en geen menselijke. Ook dat zal wel schokkend geweest zijn. Euripides doet dat wel vaker, bijvoorbeeld ook in die andere evergreen van hem, de Bacchanten."
Maar dit is natuurlijk wel een ultiem soort wraak. Ten slotte vernielt Medea behalve een deel van zichzelf ook de familie, de 'hoeksteen van de samenleving' en dus het fundament van de polis. Kinderloosheid werd zo ongeveer als de ergste ellende beschouwd die een man kon overkomen. Daar zadelt ze zichzelf en Jason mee op.
Van der Stockt: "Dat maakt inderdaad haar perversiteit uit. Door zich als een man te gedragen doet ze eerst en vooral haar vrouwelijkheid teniet: ze vermoordt haar kinderen. En ze berooft bij uitbreiding de stad van mannelijke nazaten. Je moet daarbij wel bedenken dat haar kinderen volgens Atheense normen onwettig waren. En dat is nu net een van de grote motieven van Jason in dit stuk. Ik geloof dat hij zich oprecht conformistisch gedraagt bij Euripides. Hij is geen huichelaar. De man heeft daar in Corinthe geen wettige nazaten en is dus eigenlijk mislukt. Voor het Atheense publiek was dat een bijzonder herkenbare problematiek: in 451 vaardigde Pericles een wet uit dat je alleen het burgerrecht kon krijgen als je twee ouders Atheners waren. Vermoedelijk hebben op dat moment nogal wat Atheense echtgenoten hun vrouw aan de kant gezet en zijn ze met een Atheense getrouwd. Ook bij Euripides wil Jason wettige nazaten verwekken en zo uit zijn sociale marginaliteit van maar-halve-burger treden. Hij meent het oprecht. Denk ik." (Ik moet denken aan Lanoyes motto in dit boek: "You know the rules, Martha! For Christ's sake, you know the rules!")
Was Medea wel schokkend? Het gaat hier toch om een wat bizarre vreemdelinge, een soort tovenares zelfs.
Van der Stockt: "Ik geloof dat niet echt. Ze spreekt bij Euripides eigenlijk zelfs vanuit het standpunt van een Atheense vrouw. En ze beschrijft haar situatie ook zo. Het verleden - en daar zitten enkele weinig fraaie moorden bij - en haar barbaarse achtergrond worden in dit stuk niet benadrukt. Dat Jason er bij momenten wel op wijst - 'Ik heb jou de beschaving leren kennen' -, maakt natuurlijk deel uit van z'n retoriek."
Hoe kan Euripides tegelijk de reputatie hebben van vrouwenhater en feminist? De suffragettes lazen stukken uit Medea...
Van der Stockt: "Simpelweg omdat men verzen uit hun context heeft gerukt en als oneliners de wereld heeft ingestuurd. Euripides is altijd een bron voor verzamelaars van aforismen geweest. Je kunt dat met Medea ook doen. Door verzen te isoleren kom je tot zo'n tegenstrijdige beeldvorming. 'Bestond de vrouw maar niet, dan waren de problemen uit de wereld': dat is Jason die spreekt, in een welbepaalde context, niet Euripides. 't Is een bekende fout natuurlijk, die nog altijd wordt gemaakt. De waarheid is voor mij dat Euripides onsterfelijke vrouwenrollen op de scène heeft gezet. Laten we hier dus zijn reputatie van vrouwenhater maar rustig begraven."
2000 - IJverige wetenschappers maken de balans op: ze tellen in de twintigste eeuw wereldwijd circa tweehonderd bewerkingen van de Medea- en Argonauten-mythe in literatuur, film, opera, dans en, natuurlijk, toneel. Meer dan ooit tevoren. Bij de bewerkers onder meer Darius Milhaud, Robert Graves, Jean Anouilh, Pier Paolo Pasolini, Yannis Xenakis, Heiner Müller, Jules Dassin, Lars von Trier, Dario Fo en Christa Wolf. In 2001 komen daar bij ons alleen al Jan Decorte, Stefan Hertmans en Tom Lanoye bij. (Wie roept daar ook weer onnozelweg dat we als nieuwe barbaren de traditie overboord aan het kieperen zijn? Kom nou. Er is nog nooit zoveel 'traditie' te zien en te lezen geweest.)
September 2001 - Ik ben geschokt bij het lezen (en zien) van Tom Lanoyes slot van Mamma Medea. De thriller die hij daar verzint, heeft een verrassingskaliber dat je kunt vergelijken met de surprise van Euripides' kindermoord. Alsof Lanoye een nieuwe variant van de mythe heeft gemaakt, overigens een zeer 'Grieks' schrijversgedrag. Ik mag hier niet verklappen wat er aan het eind gebeurt, en dat is op zichzelf veelzeggend. Het lijkt me de meest ingrijpende verandering in de plot van deze hele Argonauten- en Medea-mythe.
Die begint bij Lanoye in Kolchis, in den vreemde. Waar Medea thuis is. Hij bewerkt in zijn boek (en stuk) twéé antieke teksten. Eerst de tweede helft van De tocht van de Argonauten van Apollonius van Rhodos. Dit onbekende Alexandrijnse epos oprakelen is op zichzelf al een tour de force - Claus deed ooit hetzelfde met vergeten tragedies van Seneca - en er een werkbare speeltekst van maken is dat nog veel meer. Het lijkt me een mooi uitvloeisel van de antiekevertalingengolf van de jongste jaren: Lanoye heeft voor zijn bewerking de vertaling in jambische verzen uit 1996 van Wolther Kassies bijzonder close gelezen. (Je zou Kassies als leverancier van allerlei woorden bijna een half procentje van de royalties gunnen.) Daarop volgt Euripides' tragedie, de kleine tweede helft van Mamma Medea. In Corinthe, waar Jason thuis is. De mamma is met andere woorden eerst twee bedrijven lang een verliefd meisje in opperste psychische verwarring, een koningsdochter met een goddelijke pedigree en met magische capaciteiten. Ze wordt verliefd op de Griek Jason, die bij Lanoye nauwelijks zwemen van tegenliefde laat zien en horen, collaboreert met hem tegen beter weten in om hem te laten slagen in zijn sprookjesachtige proeven, moet vervolgens uit angst weglopen van land en familie, en komt onderweg naar Griekenland op het onzalige idee om samen met Jason haar jongere broer, die haar achternazit, in een tempel te vermoorden. Medea geeft dus alles op voor Hem, in bloed, zweet en tranen:
"Ik ben voortaan Uw zus, uw dochter en uw vrouw. Omdat Ik niets ben zonder jou. En met u alles."
Maar in het Griekse Corinthe valt hij jaren en twee zonen later op een ander. Op de jonge Creüsa, ook een koningsdochter. Bij Euripides heeft die geen naam en treedt ze niet op, Lanoye confronteert haar met de marginale, intussen illusieloze Medea. Zij wijdt de naïeve trut Creüsa in het lullige verschijnsel 'man' in. Kwestie van voorbereid te zijn. Euripides laat Medea overigens in enkele grote monologen een gelijkaardige boodschap brengen. En zijn oneliners komen in Lanoyes bewerking terug, naast nieuwe mokerverzen:
Ik waagde eer mijn leven in een mijnramp,
Nog liever trok ik driemaal naar het front,
Dan één keer voor hem nog een zoon te baren.
Als kinderen kopen werk voor mannen was,
De mens was over honderd jaar verdwenen.
Dit is eigenlijk een 'trouwe' bewerking. Ik bedoel: Lanoye volgt de grote loop van het verhaal en zijn thema's, zoals eerst Apollonius en vervolgens Euripides dat brengen. Je herkent ook massa's woordelijke echo's. Natuurlijk moest er serieus worden gesneden in Apollonius' meer dan drieduizend epische verzen en in de veertienhonderd van Euripides. Anders zaten we met een nieuwe toneelmarathon. Dat het godenapparaat min of meer wordt opgeofferd (nee, Eros schiet geen pijl in Medea's hart), allerlei uitweidingen in het niets verdwijnen, nevenpersonages versmelten tot één figuur en Euripides' koorzangen sneuvelen, kun je nauwelijks verrassend noemen. En omdat een Alexandrijns epos een lichtjes ander genre is dan een op te voeren toneeltekst, zijn er uiteraard ook ingrepen nodig die van een monoloog of een beschrijving een speelbare dialoog maken en die nevenfiguren introduceren. Maar voor de kern van bijna elke belangrijke repliek in Lanoyes versie vind je wel een Griekse pendant, al staat die soms op een andere plek. Déze twee verzen komen uit een koorlied van Euripides; bij Lanoye spreekt Medea's vader ze uit net voor de pauze, met zijn dode zoon aan zijn voeten:
Het mensdom kent maar één gelukkig slag:
Al wie gespaard blijft van het ouderschap.
Vooral door de registers - beter: talen - die hier met elkaar rollebollen, is Lanoyes bewerking opvallend en voor mijn part groots. Het lijkt een bizarre, anachronistische mix: epische grandeur, mysterietaal, vettige Vlaamse spreektaalplastiek in vijfjambische verzen als Medea en de Kolchiërs spreken, zuinig Hollands drogekoekjesproza als Jason en de Grieken iets debiteren. Maar het werkt, die taalpolyfonie, knarsend, schurend, wringend, botsend. (Hoe zouden ze dat in Nederland zien?) Een vergelijkbaar spel met registers kreeg je ook in Ten Oorlog. Eén Vlaams en één Nederlands voorbeeld om de relatie met Lanoyes 'bronnen' aan te geven. Aan het woord is eerst de Vlaamssprekende Medea:
Gij laffe, platte, hypocriete klootzak -
Al is dat laatste woord verkeerd gekozen
Voor wie zo weinig weg heeft van een vent.
Hoe durft gij nog uw tronie te vertonen?
Maar ik ben blij dat ge gekomen zijt.
Er ligt nog 't een en 't ander op mijn lever
En 't is te hópen dat de waarheid kwetst.
Hetzelfde fragment in de bewerking uit 1977 van de jonggestorven Nederlander Pé Hawinkels, die Lanoye intens heeft gelezen en gebruikt, zoals blijkt uit een aantal halve en hele verzen:
Jij aartsellendeling, - het spijt me, maar
een sterker woord voor je onmannelijkheid
welt mij niet naar de tong, - hoe durf je hier
te komen na je schofterig gedrag?! [...]
Toch is het goed dat je gekomen bent:
ik kan mijn hart verlichten door je af
te straffen met de waarheid, die van begin
tot eind een kwelling voor je oor zal zijn.
En dan de 'Nederlandse' sportleraar van Medea's kinderen, over hoe hij het verbanningsbesluit vernam. Lanoye: "Een paar bejaarden zitten in de kantine van de zwemclub aan een tafeltje, kopje thee, koekje erbij, én maar emmeren, lekker luid, want ze horen geen van allen goed, dus ik móet wel luistervinken. Zegt de een het. Tegen die andere. Hij zegt: 'Heb je het gehoord? [...] Kreoon laat eindelijk dat Kolchisch mens uitzetten. En haar twee kinderen ook.' Het kán een roddel zijn."
De versie-Hawinkels: "Ik heb toevallig bij de heilige bron Pirene, waar de grijsaards dobbelen, gehoord dat Creon op het punt staat om de kinderen met hun moeder uit Corinthe te verbannen. Of het waar is, weet ik niet. Ik hoop dat het verzonnen is."
De massaal vele vergelijkingen en metaforen zijn deels geïnspireerd op de bronteksten - zoals die waarin Medea beestachtig wordt - maar het grootste part komt uit het brein van de NV Lanoye. Ook deze reeks kleine cultuurschokjes doen het hem. Dat allemaal maakt, samen met de volgehouden rijm- en klankspelletjes, de kracht uit van deze tekst. En het mooie is dat net al deze botsingen en wrijvingen de grote Medea-thema's stevig in de verf zetten: de clash van niet te integreren culturen, seksen, emoties, leeftijden, mensbeelden. Dit is dus veel meer geworden dan een gimmick of een persoonlijk presentje van auteur Lanoye voor het Vlaams-Nederlandse hoofdrolechtpaar Dottermans-Kerckhoffs.
Bij momenten is er tussen al de misère ruimte voor ontspannende hilariteit. Dat is in de Toneelhuis-opvoering met name het geval als de twee Kolchische neven van Medea komen vertellen hoe Jason de bronzen stieren en de Slangentandenmannen kleinkreeg. Het slapstickgehalte van dit epische vechtersbaasfragment, een brok meta-theater, valt echter niet af te lezen van de gedrukte tekst. (In een voorpublicatie bestond dit stuk trouwens nog uit één lang bodeverhaal. Hier heeft het repetitieproces de finale leestekst vermoedelijk mee gevormd.) Maar ook de blote tekst vermag meer dan eens een glimlach te ontlokken. Als Medea Jason vraagt om Griekenland te beschrijven, begint Apollonius' Jason zo: "Er is een land, door steile bergen ingesloten, ontzaglijk rijk aan schapen, rijk aan weiden..." Lanoyes Hollandse Jason maakt daarvan: "Het ligt niet tussen hoge bergen ingeklemd. Vergeleken met hier is het ontiegelijk groot. Weids. Met veel koeien en zo. En water. Heel veel water."
Le plat pays, door een platte non-held die later zijn vreemde wrekende vrouw maar niet zal kunnen begrijpen. Er is aan het slot van Lanoyes bewerking geen plaats voor triomf of troost, alleen voor tristesse. Aan weerskanten.
P.S.: Eén detail begrijp ik, gediplomeerd vitter, niet. Bij Lanoye wordt de kinderloze Atheense vorst Aegeus koning van Mythilene, een bewust(?) foute spelling van de hoofdstad van Lesbos. Ik snap niet waarom. Spelletje met het woord 'mythe'? Lesbos in de Egeïsche Zee? De connotaties van 'Lesbos', waar Medea dankzij Aegeus na de gebeurtenissen naartoe kan? Verlos mij uit mijn lijden, Tom. Dóén.
Verberg tekst