'Ik leef van poëzie zoals aderen leven van bloed', schreef Antonia Pozzi (1912-1938) op haar 21ste aan een bevriende dichter. Voor de Milanese woordkunstenares was de dichtkunst een heilige noodzaak. De Italiaanse Sylvia Plath, zoals ze weleens wordt genoemd, was amper 26 toen ze in 1938 zelfmoord pleegde.
In haar veel te korte leven schreef ze een relatief aanzienlijk oeuvre bij elkaar, dat in Italië zo goed als vergeten was, tot Paolo Cognetti zich erover ontfermde. Antonia Pozzi had dan ook alles om de auteur van De acht bergen te bekoren: ze was net als hij geboren in Milaan, leefde voor de literatuur en had een grenzeloze passie voor de bergen.
De schrijver reconstrueert haar getormenteerde jongemeisjesbestaan aan de hand van haar gedichten, brieven en foto's. Zijn Antonia is geen bloemlezing, maar een documentaire in woorden. Met bindteksten als voice-over schetst hij een levendig portret van een gepassioneerde vrouw.
Liefdes…Lees verder
'Ik leef van poëzie zoals aderen leven van bloed', schreef Antonia Pozzi (1912-1938) op haar 21ste aan een bevriende dichter. Voor de Milanese woordkunstenares was de dichtkunst een heilige noodzaak. De Italiaanse Sylvia Plath, zoals ze weleens wordt genoemd, was amper 26 toen ze in 1938 zelfmoord pleegde.
In haar veel te korte leven schreef ze een relatief aanzienlijk oeuvre bij elkaar, dat in Italië zo goed als vergeten was, tot Paolo Cognetti zich erover ontfermde. Antonia Pozzi had dan ook alles om de auteur van De acht bergen te bekoren: ze was net als hij geboren in Milaan, leefde voor de literatuur en had een grenzeloze passie voor de bergen.
De schrijver reconstrueert haar getormenteerde jongemeisjesbestaan aan de hand van haar gedichten, brieven en foto's. Zijn Antonia is geen bloemlezing, maar een documentaire in woorden. Met bindteksten als voice-over schetst hij een levendig portret van een gepassioneerde vrouw.
Liefdesleven
Het leven van de jonggestorven dichteres - dochter van een gravin en een gevestigd advocaat - bestond van jongs af vooral uit schrijven, fotograferen en bergbeklimmen, want bij de gegoede Milanese bourgeoisie leerden jongeren niet alleen pianospelen, maar ook klauteren en kletteren.
Over haar winters in Milaan, haar vele reizen, haar studie en haar avonden in La Scala is in haar werk weinig tot niets terug te vinden, maar in de zomer, in haar geliefde bergen, 'begint haar stem weer te zingen', constateert Cognetti. Ze puurde meer inspiratie uit de strozakken in de berghutten dan uit haar verblijf in mondaine hotels.
Zoals alle jonge meisjes heeft Antonia beste vriendinnen en wordt ze weleens verliefd. Op Antonio Maria Cervi bijvoorbeeld, haar leraar klassieke talen op de middelbare school. De diepgelovige Napolitaanse leraar is niet meteen het soort echtgenoot dat vader Pozzi voor zijn dochter in gedachten heeft dus wordt hun relatie tegengewerkt door haar familie. Ze zal niettemin vier jaar standhouden.
Haar tweede geliefde is haar medestudent Remo Cantoni. Hun oppervlakkige, sensuele relatie lijdt vrijwel onmiddellijk schipbreuk. Vervolgens verschijnt Dino Formaggio ten tonele, een jongeman van het revolutionaire type die in alles haar tegendeel is. Als er vanaf 1936 fabriekssirenes loeien door haar werk, is dat aan deze toekomstige filosoof en kunstcriticus te danken. Zij wil trouwen, hij niet, en voor de zoveelste keer voelt Antonia zich afgewezen. Zou het kunnen dat het 'teveel aan leven in haar bloed' haar aanbidders doet vluchten? 'Tegenover haar “waanzinnige verlangen zich te geven” staat niet een net zo waanzinnig verlangen haar te nemen', schrijft Cognetti droog.
Een woeste stroom
Niet alleen in de liefde kreeg Antonia de ene afwijzing na de andere te verduren. Haar vrienden waren buitengewoon kritisch voor haar poëzie en een van haar studiegenoten suggereert haar 'zo min mogelijk' te schrijven. Zou die strengheid niet zijn ingegeven door seksisme, vraagt Cognetti zich af. 'Het is vreselijk om een vrouw te zijn, en zeventien', schrijft Antonia aan haar eerste geliefde, die zich uitslooft om haar te verzekeren 'dat vrouwen niets waard zijn.'
Alleen in haar correspondentie met de dichter Tullio Gadenz kan ze de deuren naar haar werkkamer wagenwijd openzetten. Haar gedichten zijn geschreven in eenvoudige woorden, 'droog en hard als stenen', en gaan vooral over bergen, kinderen, water en bloemen, maar vanaf de allereerste verzen klinkt er ook een melancholische grondtoon in door, een somber doodsverlangen. In 1937 begint ze te hallucineren over engelen en kerkhoven en krijgt ze het gevoel 'door een woeste stroom te worden meegevoerd'.
Op 3 december 1938 slikt ze in een weiland bij de abdij van Chiaravalle een overdosis slaappillen. Volgens de flaptekst had haar zelfdoding te maken met wanhoop over het heersende politieke klimaat, maar dat is allesbehalve zeker, want in haar brieven en verzen rept ze met geen woord over Mussolini en co. Haar vader was de trotse eigenaar van een lidkaart van de fascistische partij, maar we hebben er het raden naar hoe zijn dochter daarover dacht, want Roberto Pozzi vernietigde haar afscheidsbrief, haar dagboeken en een deel van haar brieven.
Haar poëzie werd pas na haar dood gepubliceerd. Het 'meisje met de lange, pezige benen' maakte postuum haar entree in de Italiaanse literatuurgeschiedenis. Paolo Cognetti wekt haar op wonderbaarlijke wijze weer tot leven.
Wie vragen heeft over zelfdoding, kan 24/7 terecht op het telefoonnummer 1813 of op zelfmoord1813.be
Vertaald door Yond Boeke en Patty Krone, De Bezige Bij, 256 blz., € 24,99 (e-boek € 13,99). Oorspr. titel 'L'Antonia'.
Verberg tekst