Een gordiaanse knoop
Op de cover van het interviewboek Israël-Palestina: tweespraak over oorzaken en oplossingen van Ludo Abicht en André Gantman staat een foto van een Palestijnse en een Israëlische jongen die elkaar vriendschappelijk de arm om de schouders slaan (zie p.222). Het beeld is gezien de actuele situatie van een haast schokkende naïviteit. Maar er zijn ook beelden die schokken door hun zwarte uitzichtloosheid. Het Vlaamse theatergezelschap Berlin maakte enkele jaren geleden een intrigerende filmdocumentaire over Jeruzalem, waarin op een bepaald ogenblik een groep Palestijnse kinderen 'Kill the Jews' naar de filmmakers schreeuwen, terwijl even later een groep Israëlische jongeren met opgeheven middenvinger 'Fuck the Arabs' naar de camera slingeren. Is er dan geen alternatief voor het utopisch visioen van vrede en gelijkheid enerzijds en de patstelling van wederzijdse haat en onbegrip anderzijds? Toch: dialoog. Maar welke dialoog? En tussen wie? En waarover? Op het hoogste politieke niveau worden op dit ogenblik tussen de Israëli's en de Palestijnen geen vredesgesprekken gevoerd, maar op talloze andere niveaus wordt er wel gepassioneerd gediscussieerd, tot ver buiten het Midden-Oosten. Het gaat om een lokaal conflict, maar de impact ervan is ver buiten zijn grenzen voelbaar. Het speelt zich daarenboven af op de grens tussen nationale soevereiniteit en internationaal recht, en heeft zowel historische als geografische, koloniale als postkoloniale, religieuze als politieke, moderne als archaïsche dimensies. In zijn uitzichtloosheid is het ten slotte een 'verzamelbekken' geworden van humanitaire verontwaardiging, woede en extremisme (van het islamisme van Hamas tot het xenofobe nationalisme van Avigdor Lieberman). Het Palestijns-Israëlische conflict is niet meer of minder dan een gordiaanse knoop, en er heeft zich intussen een uitgebreide media- en boekenindustrie ontwikkeld om deze knoop te ontwarren. Het interviewboek probeert dat op zijn beurt te doen.
De meeste analyses van het conflict worden vanuit één enkel perspectief geschreven. Het boek van Abicht en Gantman is een dialoogboek en dat maakt het enigszins anders. Het Israëlisch-Palestijnse conflict is immers ook een conflict van interpretaties en een strijd om de beeldvorming. Wellicht zal de mediastrijd even zwaar of zelfs zwaarder doorwegen dan de gewapende strijd. Israël-Palestina is echter geen dialoog tussen een Palestijn en een Israëlische Jood. Het is een gesprek dat gevoerd wordt ver van de eigenlijke conflictzone. De gesprekspartners worden op de kaft van het boek als volgt geïntroduceerd: 'Ludo Abicht en André Gantman hebben heel wat gemeen. Een familiale en persoonlijke Joodse 'connectie', vrijzinnig, Antwerpenaar, Vlaamsgezind. En toch staan ze ook lijnrecht tegenover elkaar. Marxistisch filosoof versus liberaal vrijdenker. Pro Palestina versus pro Israël.' Abicht en Gantman overlopen de geschiedenis van de Joden van de Bijbelse tijden tot nu, maar de meeste aandacht gaat naar de periode vanaf de opkomst van het zionisme aan het einde van de negentiende eeuw en de ontwikkelingen in de twintigste eeuw. Wat opvalt, is een zekere eenzijdigheid in het gehanteerde historische perspectief. In hoofdzaak wordt het Joodse verhaal gevolgd, zij het in het geval van Abicht zeer kritisch. Er wordt bijvoorbeeld geen aandacht besteed aan de expansie van de islam in het Midden-Oosten vanaf de zevende eeuw en het steeds groter wordende religieuze en politieke belang van Jeruzalem voor de moslims. De inwoners van Palestina komen pas in beeld wanneer de Joodse kolonisten opduiken aan het einde van de negentiende eeuw. Onbedoeld geeft dat de indruk dat de Palestijnen in dat land geen geschiedenis hebben. Ongetwijfeld heeft de stichting van Israël het Palestijnse nationale zelfbewustzijn in grote mate gevormd, maar Palestina was voor de komst van de Joden wel een bewoond land.
Abicht geeft uitgebreid historische feiten en duiding. In vogelvlucht, maar op een overzichtelijke manier komen de belangrijkste politieke figuren en gebeurtenissen, onderhandelingen en verdragen ter sprake. Tot de oprichting van de Joodse staat in Israël en het ontstaan van het Palestijnse vluchtelingenprobleem verschillen de twee sprekers niet of nauwelijks van mening in hun interpretatie van de gebeurtenissen. In de tweede helft van het interview worden de standpunten scherper. Al snel ontstaat er een discussie over de term 'etnische zuivering'. Voor Gantman gaat etnische zuivering samen met moord op grote schaal. Vanuit dat perspectief heeft er zich in 1947-1948 geen etnische zuivering van de inwoners van Palestina door de Joden voorgedaan. Abicht daarentegen beroept zich op de VN-definitie en interpreteert etnische zuivering als de zuivering van een regio van een bepaalde etnische groep. Er heeft wel degelijk een massale verdrijving van wellicht 700.000 Palestijnen plaatsgevonden. Zelfs Joodse historici stellen die feiten niet meer in vraag, hoewel iemand als Benny Morris de verdrijving als een noodzakelijk kwaad ziet om de staat Israël te kunnen oprichten, terwijl Illan Papé spreekt van een regelrechte misdaad.
De nuance en het gelijk in de discussie zitten meestal aan de kant van Abicht. Zo stelt Gantman dat er nooit problemen zouden zijn geweest indien de Palestijnen het Verdeelplan in 1947 hadden aanvaard en dat Jordanië eigenlijk de Palestijnse staat is. Dat zijn opmerkingen die geen enkele rekening houden met bestaande psychologische, sociologische en historische factoren. Over de figuur van Arafat zijn er eveneens meningsverschillen. Gantman heeft het over corruptie en Arafats betrokkenheid bij de aanslagen die tijdens zijn regeerperiode werden gepleegd. Voor Abicht had Arafat, onder andere omwille van zijn huisarrest, niet langer controle. Ook over het gebruik van geweld zijn de sprekers het niet eens. Gantman ziet het geweld aan de kant van de Palestijnen bijna uitsluitend als terrorisme, terwijl Abicht het recht op verzet tegen de bezetter erkent: 'We moeten toch duidelijk maken dat niet elk verzet terreur is. Sommigen in Israël maken dat onderscheid niet. Het verzet van Djenien was gerechtvaardigd. De bewoners van Djenien hadden het volste recht zich te verdedigen. Dat is een moreel recht.' Andere twistpunten zijn de muur ? veiligheidsmuur volgens Gantman, veiligheidsmuur én annexatie van Palestijnse grond volgens Abicht ? en het statuut van Hamas ? terroristische organisatie volgens Gantman, legitiem verkozen vertegenwoordiging volgens Abicht. Ook het onderscheid tussen antizionisme en antisemitisme blijft een heikel punt. Abicht hamert terecht op het wezenlijke verschil, terwijl Gantman stelt dat antizionisme de poort wijd openzet naar antisemitisme. Gantman beschouwt iemand als Lucas Cathérine ? geheel ten onrechte overigens ? als een 'moderne antisemiet'. Gantman heeft natuurlijk wel een punt wanneer hij wijst op het feit dat het antisemitisme en negationisme in de Arabische wereld te weinig bekritiseerd worden vanuit westerse progressieve kringen. Naar het einde toe wordt de tegenstelling tussen de gesprekspartners duidelijk: Abicht probeert morele evaluaties zoveel mogelijk uit te stellen om te begrijpen, terwijl Gantman sneller
(ver)oordeelt.
Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat de 'oplossingen' die beide sprekers op het einde van hun gesprek aanreiken door hun verschillen worden getekend. Abicht denkt ook hier het meest systematisch en analytisch. Hij onderscheidt vier mogelijkheden, waarvan hij er drie verwerpt. 1. De status quo is onhoudbaar, want een catastrofe voor de Palestijnen en op termijn ook een bedreiging voor de veiligheid van Israël. 2. Het deporteren van alle Palestijnen (een natte droom van onder andere Avigdor Lieberman) zou van Israël een etnische en racistische natiestaat maken. 3. Een postzionistische binationale staat met gelijke rechten voor iedereen zou het Joodse karakter van Israël ondermijnen en is in de huidige constellatie een weinig realistische optie (hoewel ze duidelijk de voorkeur van Abicht wegdraagt). 4. Blijft over: de tweestatenoplossing. In dit laatste geval zijn er echter een aantal zware kwesties die moeten worden aangepakt: de grenzen van beide staten, de Joodse nederzettingen, het recht op terugkeer van de Palestijnen en het statuut van Jeruzalem. En wat met Hamas als gesprekspartner en het Joodse karakter van Israël (waarin één miljoen Palestijnen als tweederangsburgers wonen)? Gantman gaat niet in op details en roept op tot wederzijdse erkenning en gesprekken zonder verdere voorwaarden. Dat klinkt als vertrekpunt voor vredesgesprekken niet slecht, maar zijn instemmende verwijzing naar Netanyahu doet het ergste vermoeden. Bij zijn aantreden als premier riep Netanyahu de Palestijnen op tot onderhandelingen zonder voorwaarden. Maar uiteindelijk is een dergelijke houding alleen maar in het voordeel van de sterkere partij, zoals blijkt uit de agressieve Israëlische nederzettingenpolitiek in Oost-Jeruzalem. Soms lijkt het erop alsof de gordiaanse knoop alleen door een goddelijke interventie ontward kan worden. Hoewel de regio in de loop der eeuwen meer dan één openbaring heeft zien passeren, is en blijft vrede mensenwerk. Dat werk vraagt om een diep en breed historisch besef én tegelijk om de kracht om daarbovenuit te stijgen. [Erwin Jans]
Verberg tekst