'Twee weken voor het einde van de commerciële luchtvaart vloog Miranda van New York naar Toronto.' Aldus de openingszin van een van de hoofdstukken van Station Elf (Station Eleven) van de Canadese schrijver Emily St. John Mandel. Het is een zin die sinds enkele maanden een geheel andere klank heeft dan bij het verschijnen van deze roman in 2014.
De kern van Station Elf, gelukkig nog altijd verkrijgbaar, wordt gevormd door een uiterst dodelijke griepepidemie en de nasleep daarvan. Deze roman, waarmee Mandel na drie eerdere boeken internationaal doorbrak, is qua structuur uitgesproken uitdagend. Hij beslaat een periode van ruim twintig jaar, waarbinnen voortdurend heen en weer wordt gesprongen in de tijd. Dat vergt een zekere concentratie van de lezer, maar de beloning is ernaar. Onthullingen uit het verleden en vooruitwijzingen naar de toekomst zorgen voor een prachtig opgebouwde en voortdurend toenemende spanning.
Onlangs verscheen Mandels nieuwe boek, Het glazen hotel (The Glass Hotel), dat volgens hetzelfde principe is opgebouwd. Ook hier krijgen, als in een detective, gebeurtenissen die aanvankelijk betekenisloos lijken en personages wier functie onduidelijk is, een logische plek in een groter geheel, waarvan omvang en bestaan slechts stapsgewijs worden onthuld.
Behalve structureel hebben Station Elf en Het glazen hotel ook thematisch veel met elkaar gemeen. Het zijn allebei 'what if?'-romans: boeken die zich bezighouden met de willekeur, de contingentie van de wereld die ze beschrijven.
Zoals gezegd danst Station Elf lustig heen en weer in de tijd. Hoofdstukken over de periode vlak voor en tijdens de 'Georgische griep', die 99,9 procent van de wereldbevolking uitroeit, worden afgewisseld met episoden die ver na de totale ineenstorting van de 'wereld-zoals-wij-die-kennen' spelen. Over de pandemie zelf schrijft Mandel betrekkelijk kort en ingetogen, maar die passages zijn niettemin zeer beklemmend.
We lezen hoe stap voor stap televisie, internet, elektriciteit en watervoorziening uitvallen, de straten buiten steeds leger worden, de wereld stilvalt. Hoe de snelwegen verstopt raken met auto's waarvan de inzittenden vergeefs aan het virus probeerden te ontsnappen. Hoe er gewapende, plunderende bendes ontstaan en valse profeten opstaan. Over de laatste uren van personages, overal ter wereld. Zoals Miranda, scheepvaart-executive en in haar vrije tijd auteur van een sciencefictioncomic, die op een verlaten strand in Maleisië aan koorts bezwijkt.
De hoofdstukken die na de Georgische griep spelen, beschrijven onder meer de wederwaardigheden van het Reizende Symfonieorkest: een groepje acteurs en musici die met door paarden getrokken voertuigen rondtrekken in het gebied van de Grote Meren tussen de VS en Canada, en uitvoeringen geven van Shakespeare, Bach en Beethoven.
Een van de kunstenaars in kwestie stuit op een gegeven moment op de comic die Miranda ooit maakte. De naam luidt Station Elf. Station Elf is een gigantisch ruimteschip dat mensen huisvest die zijn ontsnapt voordat de wereld verging: een alternatieve aarde, oftewel een parallel universum.
Het idee van een parallel universum, een 'contraleven' of 'schaduwleven', staat ook centraal in Het glazen hotel. In deze roman draait alles om een groot piramidespel, waarmee ene Jonathan Alkaitis, een soort Bernard Madoff, en groot aantal mensen, inclusief uiteindelijk zichzelf, naar de rand van de afgrond voert.
Ook deze roman is rijk aan personages. Tot de interessantste behoren Vincent en, in wat mindere mate, haar halfbroer Paul. Vincent - ze is vernoemd naar de Amerikaanse dichter Edna St. Vincent Millay - is een tijdlang de trophy wife van Alkaitis, maar we ontmoeten haar ook als videokunstenares, serveerster en bemanningslid op een schip. Vincent is een bijna kameleontische figuur die meerdere levens in één leven leidt, en daarnaast fantaseert over alternatieve werkelijkheden, bijvoorbeeld een 'waarin de angstaanjagende nieuwe varkensgriep niet snel de kop ingedrukt was, een alternatieve wereld waarin de Georgische griep rap escaleerde in een niet te stuiten pandemie en de beschaving instortte'.
Om haar punt over de rol van toeval en willekeur nog extra kracht bij te zetten, voert Mandel in Het glazen hotel opnieuw haar personage Miranda (en haar baas Leon) op, ditmaal niet bezwijkend aan de griep, want in dit universum is die griep immers met succes bestreden.
In Het glazen hotel krijgt de 'what if'-vraag vooral gestalte via de keuzen die de personages, zowel de uitvoerders als de slachtoffers, maken rond de piramidefraude. Ga je mee in het Grote Plan of niet? Is er eigenlijk wel sprake van een vrije keuze? En als je eenmaal de ene weg bent ingeslagen, kun je dan nog terug?
Hoewel zowel een verwoestende pandemie als een verwoestend piramidespel plottechnisch rijke mogelijkheden bieden voor een onderhoudend verhaal, is het vooral de door Mandel gehanteerde vertelstijl en structuur - met haar vooruit- en terugverwijzingen - die beide boeken fascinerende en verrassende leeservaringen maken.
Binnen die spannende structuur weeft Mandel niet alleen een vertoog over toeval en willekeur, maar ook over de helende werking van kunst. En natuurlijk vertelt ze via haar nu eens flexibele, dan weer opportunistische personages het klassieke Noord-Amerikaanse verhaal: je kunt altijd opnieuw beginnen, jezelf heruitvinden, het over een andere boeg gooien. Niets staat vast.
Emily St. John Mandel: Station Elf
****
Uit het Engels vertaald door Astrid Huisman. Atlas Contact; 384 pagina's; € 17,50
Emily St. John Mandel: Het glazen hotel
****
Uit het Engels vertaald door Maaike Bijnsdorp en Lucie Schaap. Atlas Contact; 328 pagina's; € 22,99.
Verberg tekst